Peter Otten  Mijn artikelen mag u alleen lezen.

 

< Terug naar artikelen

 

MEGABACTERIE : WAT  NU? door Peter Otten

 

In veel volières waart een vreselijke en tot voor kort slecht behandelbare ziekte rond, die bekend staat als megabacterie. Ik had aanvankelijk geen plannen om over deze ziekte een artikel te schrijven, maar toen ik in januari werd opgebeld door Hessel de Vries uit Urk, ging mijn mening langzaam veranderen.

Dat kwam zo.

Hessel had een artikel gezien in het nieuwe Italiaanse blad Alcedo, dat handelde over  genoemde ziekte.

Het was uiteraard geschreven in het Italiaans. Ik las het verhaal en vond het veel te moeilijk om het (vertaald) op te nemen in ons aller BEC-info. Bovendien zag ik dat het geen oorspronkelijk artikel was, maar een vertaling uit het Amerikaans, genomen van de website van de universiteit van Georgia in de Verenigde Staten.  Ik bezocht de site en vond niet alleen het betreffende artikel, maar nog een hele lijst meer. Dat was heel welkom, want mijn Italiaans is wat minder goed dan mijn Engels (Amerikaans).

Ik heb enige dagen doorgebracht met het bestuderen van de artikelen en in plaats van een vertaling, zal ik de inhoud - althans wat belangrijk daaruit is - op mijn eigen wijze samenvatten.

Ik weet namelijk dat men in ons land al een hele tijd aanmoddert met deze slopende ziekte.

Ook bij de vogels die onze belangstelling hebben.

 

De naam megabacterie is misleidend. Hij suggereert dat we te maken hebben met een bacterie, maar dat is absoluut niet het geval. Behandeling van zieke vogels met welk antibioticum dan ook, heeft nog nooit enig resultaat opgeleverd. Om vast te stellen dat het een ander soort verwekker was, moest men ten eerste de ziekteverwekker isoleren en ten tweede een voedingsbodem vinden waarop de ziekteverwekker te kweken was. Dat heeft nogal lang geduurd, maar uiteindelijk vond men een geschikte voeding. Aardig is te weten dat men een antibioticum (Baytril) moest toevoegen om ongewenste bacteriën te doden. Het bleek nu dat men te maken had met een schimmel. En dat was de sleutel om naar een therapie op zoek te kunnen gaan. De verwekker kreeg ook een naam: Macrorhabdus ornithogaster. Er werden diverse bewijzen gevonden dat men met een schimmel te maken had en niet met een virus, bacterie of andere oorzaak.

Men heeft nu ook microscopische opnamen kunnen maken van deze schimmel (ook wel gist genoemd. Een andere soort gist doet brood rijzen. De schimmels vermenigvuldigen zich door knopvorming). De schimmel bleek een langwerpige vorm te hebben (20 tot 90 micron lang en 1 tot 5 micron dik). Micron is een duizendste van een millimeter, dus een miljoenste meter. Men moest ook een geschikte kleuring vinden, omdat er onder een microscoop anders niets te zien is. Kleuring volgens Gram (de heer Gram heeft die uitgevonden) bleek goed geschikt.

Onder de elektronenmicroscoop kon men zelfs zien hoe de gist gebouwd was. Een goede microscoop vergroot maximaal 1800 maal, een elektronenmicroscoop een paar honderdduizend maal. In de celwand vond men chitine (insectenhuid bestaat uit chitine) en cellulose (katoen bijvoorbeeld bestaat uit cellulose), maar het bleek tevens dat de celwand veel dikker was dan die van een bacterie. Dit, en nog een aantal eigenschappen van de ziekteverwekker, bleken alle in de richting van een schimmel te wijzen.

Nu was al bekend dat M. ornithogaster slecht kan leven in een zure omgeving. Dit verklaart waarom het aanzuren van water enig gunstig effect heeft op de ziekte. Aanzuren kan men het beste doen met (appel-)azijn, grapefruitsap of melkzuur. Maar de ontdekking van de werkelijke gedaante van de ziekteverwekker bood een veel effectievere manier om de ziekte aan te pakken.

Bij parkieten bleek dat de ziekte in een kolonie vogels niet bij alle vogels voet aan de grond kreeg. Blijkbaar waren sommige vogels niet vatbaar en andere wél. Die eigenschap bleek ook nog te vererven. Doordat er in volièreomstandigheden vaak behoorlijk wordt ingeteeld, speelt men de ziekte ook dáárdoor in de kaart.

Bovendien is volgens  Schulz en Von Lüttwitz ook gebleken dat het nagenoeg volledig ontbreken van vitamine K-1 in de vogelvoeding de slijmlaag (bekleding) van het spijsverteringskanaal stormrijp maakt voor het ontstaan van de ziekte.

Men ging op zoek naar een geneesmiddel en dat moest men zoeken onder de anti-schimmelmiddelen.

Men kwam al vlug uit bij Amphotericine-B (Fungiline. Squibb-Fungiline is een merknaam, Squibb is de fabrikant. Amphotericine B is de naam van het stofje zelf), dat bij kroptoediening de ziekte binnen een dag of vijf genas.

Men gebruikte 0,15 tot 0,3 milliliter Fungiline suspensie (= 100 milligram Amphotericine-B per milliliter) en dat 3-4 keer per dag, rechtstreeks in de krop. En dat hielp. Men zocht echter naar een eenvoudiger manier van toediening. Want helaas bleek Amphotericine B niet echt oplosbaar in water. (Een suspensie is een onechte oplossing.

Men moet steeds schudden, anders zakt de vaste stof in de vloeistof naar beneden of stijgt op, zoals bij melk.)

Na enig onderzoek slaagde men erin met een hulpmiddel de stof in water te laten “oplossen” en wel door in een verzadigde oplossing van gammacyclodextrine in water zoveel Amphotericine-B op te lossen als mogelijk was en de oplossing te filteren en daarna te vriesdrogen. Men had nu een geel poeder dat prima in water was “op te lossen”.

Men selecteerde een aantal bewezen zieke dieren (parkieten in dit geval) en gaf die naast een commercieel zaadmengsel water met daarin 5 gram van het geneesmiddel. Dit kwam overeen met een concentratie van 0.9 milligram Amphotericine-B per milliliter water. Het klinkt allemaal moeilijk en dat is het ook, maar uw dierenarts zou moeten weten hoe hij daarmee om moet gaan. Elke dag werd elke vogel even in een aparte kooi gezet en als hij op tissuepapier gepoept had onderzocht men of er nog ziekteverwekkers aanwezig waren. Na vijf dagen was dat niet meer het geval en na een week behandeld te zijn waren de vogels definitief genezen. Ze maakten ook meer geluid, aten goed en waren zichtbaar veel gelukkiger.

 

De werking van de medicijn berust op het volgende verschijnsel: de celwand van de schimmel wordt beschadigd en de cel van die schimmel loopt dan leeg. De dood volgt (van de schimmel!), de vogel geneest. De medicijn heeft geen negatieve werking op de vogel, immers de cellen van  mens en dier hebben geen celwand. De giftigheid is bij toediening in de juiste sterkte ook acceptabel. De vogels nemen het gemediceerde water zonder problemen op.

Het zinloos kuren met van alles en nog wat werkt het ontstaan van schimmelziektes in de hand. Het gebruik van antibiotica moet in het belang van de vogels én van de mens, tot een minimum beperkt blijven. Kuren uit voorzorg is de reinste waanzin, die te vergelijken is met het nemen van een pijnstiller als je helemaal geen hoofdpijn hebt, alleen de gevolgen zijn veel desastreuzer: schimmels krijgen de kans. Ook suikers in het darmkanaal veroorzaken vaak schimmels. Een ander punt is dat we een voeding dienen te geven die alle noodzakelijke stoffen bevat en met name de vaak onderschatte vitamine K-1, die we vinden in allerlei groenten en fruit, ook in brandnetel.

Ook in Spirulina, maar dat is duur. Ten slotte moeten we zo weinig mogelijk intelen, want inteeltdieren zijn veel minder sterk dan uit onverwante dieren geboren nakomelingen.

 

Ik hoop dat dit artikel een stap vooruit zal zijn op weg naar een “megabacterie”-vrij bestand.

Bron van artikelen en foto’s: website van de Universiteit van Georgia, V.S. http://www.uga.edu/

 

Afbeelding 1:

Macrorhabdus ornithogaster vertoont een langwerpige structuur (zwarte pijl).

De witte pijlen wijzen ongevaarlijke darmflorabacteriën aan (Kleuring volgens Gram).

 

Afbeelding 2:

Uitstrijkje uit de cloaca, blauw zijn de schimmels (Gramkleuring).

Als men een bepaalde kleuring gebruikt voor een microscopisch preparaat dan geeft men altijd aan wat men gebruikt heeft. De heer Gram heeft zo’n kleuring uitgevonden. Een bacterie of schimmel die de kleurstof oppikt, heet dan grampositief. Onze schimmel is dus ook grampositief.

 

 

< Terug naar artikelen