Peter Otten  Mijn artikelen mag u alleen lezen.

 

< Terug naar artikelen

 

Veren maken de vogel door Peter Otten

 

Nee, dit is niet de herhaling van een artikel met dezelfde naam dat ik enige tijd geleden  schreef.

De aanleiding om dit onderwerp nogmaals te kiezen was een uilenveer in een van mijn volières.

Mij viel op dat zo’n ogenschijnlijk simpel afgedankt voorwerp niet alleen een hele geschiedenis achter zich heeft, maar in feite niets minder dan een wonder is.

 

Ik zal het u uitleggen.

 

Het lijkt me redelijk eenvoudig een veer te maken in maar één enkele kleur. Maar nu een veer die een tekening laat zien. Mooi om naar te kijken, maar, zoals een bloem kan ontstaan uit een knop, zo moet die veer gegroeid zijn uit een enkele papil, een putje in de huid. Bij het aanmaken van zo’n veer moet al in het vroegste stadium vastliggen waar de vlekken moeten komen en hoe ze eruit moeten zien. Als we de veer eenmaal zien is er al een heleboel gebeurd aan voorbereidend werk.

Een veer – nogmaals – is een wonder. Hij is gemaakt uit eiwit dat niet alleen droog is geworden, maar ook nog een draderige structuur heeft. Hij is licht van gewicht, uitermate slijtvast en taai en van zowat elke veer bestaat er een linkse en rechtse. Dat is mooi te zien in de vleugelpennen en ook wel in de staart. De spoel zit stevig, maar toch beweegbaar in de huid vast met de spoel. De spoel gaat over in de schacht en is te beschouwen als de drager van de twee vlaggen. Die twee vlaggen zijn niet gelijk: er is een voorkant en een achterkant en de laatste is veel breder. Uit de schacht ontstaan de baarden, een soort draadjes, volgens het model van een visgraat. Die draadjes vertakken zich ook weer in de baardjes, wéér als een visgraat. Ook de baardjes vertakken zich nog eens en vormen zo de haakjes. Doordat deze haakjes als klitten(band) in elkaar grijpen, zorgen deze laatste ervoor dat een gat in de vlag weer snel kan worden gerepareerd en geven ze de intacte veer de stevigheid van één geheel.

Een veer die er zo uitziet noemen we vaak een pen en vroeger werd die met een mesje zó gesneden dat er mee te schrijven was. In het woord balpen zit nog steeds die herinnering.

Pennen dienen om te vliegen of te sturen. Gaat de vleugel omhoog, dan komt de voorvlag meer omhoog dan de achtervlag; wordt de vleugel met kracht naar beneden bewogen dan ligt de veer zuiver horizontaal, zoals de vleugel van een vliegtuig en geeft zo draagvermogen. Doordat vervolgens de vleugel niet zuiver op en neer gaat, maar ongeveer zo beweegt als bij een zwemmer die de vlinderslag zwemt, wordt de vogel ook nog vooruit bewogen.

De staart stuurt, is hoogteroer en remklap zoals nodig is. De vogel vliegt! We zien in dit geval de roeivlucht.

Zweven kan ook en bij opstijgende lucht kan een vogel meer dan tien meter per seconde stijgen. Vogels die daar goed in zijn gespecialiseerd, zoals gieren en ooievaars, kunnen door eerst flink te stijgen en daarna gecontroleerd te duiken, enorme afstanden afleggen, zonder met de vleugels te slaan. De vogel die het snelst duikt is de slechtvalk: die haalt 350 km. per uur.

Er zijn ook nog andere veren: donsveren en dekveren. Bij dekveren is alleen het bovenste gedeelte van de vlag als bij een pen voorzien van haakjes. Het onderste deel is een halve donsveer. Bij een echte donsveer zijn er helemaal geen haakjes. Dons houdt de warmte vast, dekveren zorgen dat de vogel een dichte jas aan heeft.

Kleuren vervolgens maken dat hij er fraai uitziet, of juist weer niet, zoals nodig is.

 

Het onderhoud van het verenpak is pure noodzaak. De vogel poetst met de snavel, herstelt zo gaten in de vlag en smeert vet in de veren vanuit een vetklier die boven de staart zit. Het verenpak is zo redelijk waterafstotend en zo kan een vogel droog blijven en als het regent toch blijven vliegen. Zandbaden is een manier om de veren in conditie te houden. Mussen doen dat en kippen maar ook een aantal uilen, zoals de steenuil. Een veer moet af en toe flink nat worden. Dan gaan ze daarna beter zitten en ze blijven ook taaier. Baden in water is een mogelijkheid, in de regen zitten ook. Sommige vogels doen dit met volle overgave: ze steken zelfs afwisselend een vleugel omhoog. Duiven doen dit en ook weer een aantal uilen.

Een struisvogel heeft geen haakjes. Alles is hier dons en vliegen is er dan ook niet bij. Wel kan hij heel hard lopen, zelfs in zachte grond en dat is voldoende om hem in stand te houden als soort. Een struisvogel heeft geen stuitklier en dus wordt hij echt nat als het regent. Kuikens van een aantal vogels hebben in het begin vaak alleen nog dons en dat is op dat moment ook wel handig. Vaak is dat donskleed onopvallend, maar bij uilen en roofvogels is het weer spierwit, maar die hoeven zich dan ook niet te verstoppen voor vijanden. Later verandert dat alles zó dat ze steeds meer op de oude vogel gaan lijken.

In de veren zit ook kleurstof. Vogelkwekers spreken van vetstofkleuren en pigmentkleuren. Vetstofkleuren (wit, geel en rood) zijn kleurstoffen die in vet oplosbaar zijn. Wit is geen kleur. Zwart eigenlijk ook niet, maar dan zijn we bij de andere groep kleurstoffen aanbeland. Als het goed gaat is de veer gewapend (zoals gewapend beton) met bruine en zwarte pigmenten. In het algemeen geeft bruin pigment (in staafjes) de veer taaiheid (hij breekt niet zo gauw) en zwart (in korreltjes) maakt de veer slijtvast. Want slijten doen veren ondanks alles toch.

Periodiek wordt het verenpak dan ook vervangen volgens een vast patroon, zodat de vogel te allen tijde kan blijven vliegen. Eenden vervangen alle pennen in één keer. Ze zitten dan altijd midden op het water voor hun nodige veiligheid. Een jager mag er dan niet op schieten, dat mag pas als ze weer wél kunnen vliegen.

Wat mij nu zo verwonderde toen ik die veer zag liggen, was dat de vlekken op de veer een heel werkplan vereisen om er zó te komen. Als je nu een stukje vlag neemt, dan kan die vlek pas mooi getekend zijn als elke baard volgens een vast plan wordt gemaakt. De baard die er naast ligt is net weer iets anders dus het is niet goed voor te stellen hoe het ontstaan van een bepaalde vlek zo akelig precies volgens een soort blauwdruk wordt gevormd.

En dat ook weer bij een linker- en een rechterveer in spiegelbeeld. Aangezien de ouders er ook zo uitzagen, kan het niet anders dan dat die blauwdruk doorgegeven is middels de genen. En zo komen we toch weer bij de erfelijkheid uit. En dáár wil ik het nu niet over hebben.

 

Ik heb een aantal foto’s gemaakt van de bewuste veer. Ook in detail, waarbij duidelijk te zien is waarover ik het heb. Sta eens stil bij het verschijnsel veer en bedenk dat wij veel wonderbaarlijke zaken in de natuur gewoon over het hoofd zien. Met een redelijke loep kan elke veer zo bekeken worden.

Een vergroting van een keer of zes, zeven is al heel aardig. Probeer het maar eens!

 

 

< Terug naar artikelen