Peter Otten  Mijn artikelen mag u alleen lezen.

 

< Terug naar artikelen

 

Wetenswaardigheden over  VITAMINES door Peter Otten

 

Nederlanders zijn meesters in het zelf bereiden van eivoer. Zelfs aan fabrieksvoer wordt nog van alles toegevoegd teneinde betere vogels te fokken dan de geachte collega. Toevoegingen van vitamines vormen daar een onderdeel van. De handel in vitaminepreparaten floreert.

De hamvraag is: wat zijn vitamines? En vervolgens: wat doen ze eigenlijk? En nog verder: zitten er niet genoeg vitamines in fabrieksvoer? Als al deze vragen beantwoord zijn, kunnen we de juiste beslissing nemen:

bijmengen of niet?

Wat zijn vitamines? De definitie die al lang wordt gehanteerd is: een vitamine is een stof die je zelf niet kunt maken en die je dus op moet eten, zij het in heel kleine hoeveelheden. Is er een flink tekort aan een bepaalde vitamine, dan ontstaat er een ziekte, de zogenaamde avitaminose of gebreksziekte Een klein tekort veroorzaakt ook problemen, maar die zijn vaak niet zo ernstig. Wel wordt de weerstand tegen ziektes dan minder.

 

Vitamine C is voor mensen, mensapen en cavia’s een vitamine, doordat deze wezens hem zelf niet kunnen maken. Dat is eigenlijk een evolutionair foutje; het had zo niet gemoeten. Andere dieren maken die vitamine C wél zelf en voor die dieren is het dus geen vitamine, terwijl ze hem net zo hard nodig hebben als wij mensen.

 

Vitamine D is volgens de moderne opvattingen géén vitamine, want wij maken hem zélf (onder invloed van zonlicht).

Het is in feite een hormoon, ook als we hem niet eten gaat het goed zolang we maar genoeg zonlicht op onze huid krijgen: géén vitamine dus.

Vitamines worden bij hun naam genoemd en/of ze hebben een letter als naam. Vitamine C heet ook ascorbinezuur, de naam die de scheikundige gebruikt voor het stofje. Zo is er vitamine A, B, C, D (!), E, K en nog een paar meer die altijd met hun volle scheikundige naam worden aangeduid.

 

Bij vitamine B ligt alles weer wat anders: er zijn er een boel: B1, B2, B3, B5, B6 en B12, die vaak door een letter met een cijfer worden benoemd ( B4 bestaat niet). Behalve deze zijn er nog een aantal die men gewoonlijk met de volledige naam benoemt.

Op de naamgeving kom ik bij de behandeling van de vitamines in het bijzonder nog terug.

Wel is van belang te weten wat ze zoal doen in ons lichaam en wat er gebeurt als we er te weinig of zelfs niets van binnenkrijgen. Ook is van belang waar we ze kunnen vinden, dus wat we moeten eten om niet ziek te worden of dood te gaan. Ook daar kom ik nog uitgebreid op terug. Het is ook van belang te weten in welke etenswaren geen of te weinig vitamines zitten, dan kunnen we die vermijden. Denk hierbij aan suiker, wit meel, witte rijst, verhit vet, fabrieksmatig gefabriceerde oliën (die zijn dan dus niet koudgeperst) en nog vele andere stoffen die in onze welvaartsmaatschappij gretig worden gegeten en waaraan we geen gezond leven overhouden (fastfood, nepvoedsel). Voor ons mensen geldt, behalve wat betreft vitamine C, hetzelfde als voor onze gevleugelde vrienden.

We kunnen dus in de toekomst ook beter voor ons zelf zorgen. En ook niet onnodig vroeg doodgaan of ziek worden.

Als men ouder wordt, heeft men meer vitamines nodig. Dit geldt ook voor een groeiend lichaam en voor zwangere vrouwen, alsook voor eierleggende, voerende, broedende en ruiende vogels.

 

Sommige vitamines zijn in water oplosbaar en daardoor zijn ze slecht op te slaan in het lichaam om er een voorraad van aan te leggen (B, C). Andere zijn alleen in vet (olie) oplosbaar en deze kunnen wél in het lichaam opgeslagen worden. Dat is best handig, want dan kun je in een slechte periode (winter) daarop teren.

In de winter is de vitamineopname namelijk vaak beneden peil. Vogels zijn in de winter al blij als ze hun buikje vol hebben als ze gaan slapen; de vitamines hebben ze in de zomer opgeslagen.

Bovendien maken ze C zelf en B vitamines zitten nog wel min of meer in het voedsel dat ze kunnen vinden.

 

Bij een welvaartsmaatschappij hoort welvaartsvoedsel. Dat is wel lekker vaak maar zeker op de duur oorzaak van veel ellende. Dat geldt voor ons en dat geldt ook voor vogels. Hoewel iedere fabrikant vol zal houden dat in zijn voedsel alles zit, blijken er toch steeds aanpassingen nodig omdat alles niet zo ideaal was als men verzekerde. Voorbeeld: dertig jaar geleden was legkorrel volledig voer voor leghennen. Dat is nu nog zo, maar de samenstelling is toch behoorlijk anders geworden. Wat zeggen we over dertig jaar? Waarschijnlijk hetzelfde.

 

Als ik de vitamines afzonderlijk ga bespreken, kan ik niet alles vermelden wat er bekend is, want dan zou ik een dik boek nodig hebben om alles erin te krijgen. We zullen ons dus moeten beperken, helaas.

Wie meer wil weten, moet een boek zoeken waar wél meer of álles in staat.

Ook op Internet is veel te vinden. Zoekmachines brengen ons in korte tijd meer informatie dan we kunnen bevatten.

Dus ook de informatie die we op dat moment zoeken.

 

Voor ons mensen worden in drogisterijen en andere winkels (Hema, Kruidvat) allerlei vitaminepreparaten verkocht. Daarin zitten vaak grote hoeveelheden van een of meer vitamines. De fabrikant is wettelijk verplicht op de verpakking te vermelden dat een evenwichtige voeding voldoende vitamines bevat. De vraag blijft wat we onder een evenwichtige voeding moeten verstaan. Het is in ieder geval zeker dat niet iedereen evenwichtig eet.

Helaas zullen juist die mensen ook niet de moeite nemen extra vitamines te slikken.

 

VITAMINE A  (Retinol).

Deze vitamine werd in 1931 ontdekt, of liever de (chemische) samenstelling werd toen bekend. In 1947 slaagde men er vervolgens in de vitamine kunstmatig na te maken.

In feite is Retinol de echte vitamine A, het eindproduct. Veel stoffen lijken hierop en zijn te beschouwen als een voorstadium van vitamine A. Die voorstadia noemt men carotenoïden. Ze zijn een uitvinding van de planten die vol zitten met deze stoffen en ze ook maken. De belangrijkste taak van deze stoffen is het bewaken van allerlei processen in de cel. In elke cel gebeuren ongelofelijk veel dingen. Bij al die processen ontstaan telkens weer agressieve stoffen (vrije radicalen) die de cel zelf en dus het leven ernstig in gevaar zouden brengen als carotenoïden deze agressieve stoffen niet zouden afvangen, neutraliseren. Zonder deze carotenoïden zou de plantenwereld ’s morgens in een paar uur tijd volledig vernietigd zijn. In elke cel  breekt dan de hel pas echt los. Dat laatste is niet erg, maar de controle zou ontbreken en dan is het echt afgelopen met het leven.

Ook bij mensen en dieren zijn die carotenoïden onontbeerlijk. Zonder deze zouden we in enkele minuten dood zijn! Carotenoïden geven voorts aan planten vaak hun schitterende kleuren. Bloemen van afrikaantjes en goudsbloemen bevatten ongelofelijk veel carotenoïden en dat kun je goed zien ook!

Behalve tegen die vrije radicalen zijn carotenoïden ook effectief werkzaam tegen aanvallen van schimmels, parasieten, bacteriën, kanker en virussen.

Wat zich in elke cel voortdurend afspeelt is onvoorstelbaar: miljoenen agressieve deeltjes worden geproduceerd en schieten met de snelheid van het licht (afgerond 330.000 km per seconde) in alle richtingen. Ze richten onherroepelijk ernstige schade aan als carotenoïden hen niet meteen zouden afvangen.

Elke cel bevat een minifabriek die de cel van energie voorziet (die fabriekjes heten mitochondriën).

Die kachel levert dan wel de broodnodige energie, maar ook afval. En die afval wordt keurig opgeruimd door de carotenoïden. Kunnen die het niet meer bijhouden, dan wordt de cel ziek en gaat dood. Soms raakt hij zozeer beschadigd dat hij ontspoort en zich als een gek gaat vermenigvuldigen: er ontstaat kanker. Een gezonde, jonge cel zit vol carotenoïden. Een oude cel heeft er te weinig. Vroeg of laat zal dan ook elk levend wezen sterven, want veroudering is wel te vertragen, maar niet te stoppen.

Juiste voeding is erg belangrijk. Alles wat lekker is hoeft niet gezond te zijn. Dat is vervelend en toch waar.

Goede voeding bevat voldoende vitamine A en soortgelijke stoffen. Onze lever maakt van carotenoïden voldoende vitamine A en slaat die bij een overmaat ook netjes op. Voor noodgevallen, dus bij ziekte en in de winter. Vitamine A en zijn voorstadia (pro-vitamines) zitten in veel groenten en fruit: abrikozen, groene peper, paprika, pompoen, broccoli, snijbiet, worteltjes, spinazie, sla, koolsoorten enzovoorts. De abrikoos is de onbetwiste kampioen.

Pas als je groente en fruit  opeet heb je er iets aan!

Wat gaat er mis als er een gebrek is aan (pro)vitamine A? Brokkelige nagels, droge huid, slechte eetlust, nachtblindheid, groeistoornissen, droog en breekbaar haar, huiduitslag, allerlei infecties, gezichtsstoornissen, onvruchtbaarheid. De ene ellende na de andere. Eigenlijk praat ik steeds over mensen, maar hetzelfde geldt voor dieren en dus ook voor onze vogels. In dit verband is het goed eens te kijken naar de recessiewitte kanarie en daarna ook naar de rode.

De eerste kan in zijn lever uit de pro-vitamines geen Vitamine A maken. Die moeten we dus geven in pure vorm en dus van dierlijke afkomst. Levertraan bijvoorbeeld. De rode is niet in staat om genoeg rode kleurstof voor de veren te maken als we hem geen grote hoeveelheden van pro-vitamine geven. Het meest effectief in dit geval is canthaxantine. Dat komt oorspronkelijk uit de cantharel (een paddestoel), maar wordt tegenwoordig ook synthetisch gemaakt. Bij rode vogels komt zoveel van dit spul in de lever terecht, dat die lever een rode kleur krijgt.

Hoewel worteltjes veel carotenoïden bevatten, is dat niet genoeg om de rode kanarie vuurrood te maken.

In 1988 is voorts nog gebleken dat vitamine A de opname van ijzer sterk verbetert. Retinoïden, een iets andere vorm van pro-vitamine A, verzorgen de opbouw van slijmvliezen.

Er zou ook een verband bestaan tussen een tekort aan vitamine A en schizofrenie.

Er zijn inmiddels zo’n zestig carotenoïden bekend. Het zijn allemaal pro-vitamines van A. Zonder vet kunnen ze niet opgenomen worden. Planten moeten in ieder geval voor mensen gaar gekookt worden om zo de vitamine voldoende opneembaar te maken.

Pure vitamine A zit in levertraan, lever, boter, volle melk, kaas en eieren. Dat laatste is van belang voor onze vogels.

Professor Gladys Block, dé expert op het gebied van anti-oxidanten (afvangers van vrije radicalen) zegt dat overleven onmogelijk is zonder een constante toevoer van anti-oxidanten, zoals carotenoïden. Bij gebrek ontstaat schade aan de celkern, eiwitten en andere grote moleculen, wat leidt tot kanker, hartaandoeningen, grauwe staar en bewustzijnsstoornissen. Elke cel wordt per dag zowat 100.000 keer aangevallen door een vrije radicaal (agressieve stof). Reparatie geschiedt door o.a. carotenoïden. Helaas werkt dat bij oudere mensen en vogels niet meer goed. Met alle gevolgen van dien.

Teveel is echter beslist niet goed. Doordat vitamine A gestapeld wordt in het lichaam, kan er teveel van zijn.

Dat ontstaat pas na lange tijd inname van heel hoge hoeveelheden. Dan is vitamine A uiterst giftig. Van het eten van planten kun je geen teveel van vitamine A opslaan. Van pillen wel en daarom zit er nooit meer in dan wat een mens per dag nodig heeft.

Bij de voortplanting speelt vitamine A een belangrijke rol. Het zou best wel eens kunnen zijn dat wat méér vitamine A de vogels net dat zetje geeft om succes te hebben bij de voortplanting. Kanaries krijgen eivoer en dat is rijk aan (pro-)vitamine A (eivoer bevat 20.000 IE per kilogram. IE betekent Internationale Eenheid, de maat waarmee veel vitamines gemeten worden). Bij veel vogels is de inname van vitamine A in de volière echter zeer problematisch, bijvoorbeeld doordat ze weinig of geen eivoer eten. Dan moeten we dus iets anders proberen.

Meelwormen kunnen we vóór het opvoeren in negen delen meel en één deel Gistocal laten rondkruipen, met een gekookt worteltje erbij voor het vocht. Met een beetje nadenken komen we er wel uit. Voedseldieren uit de diepvries bepoederen we met Gistocal. Een beetje gekookte wortel of broccoli door het voer prakken is ook een idee.

 

Ten slotte: groeiende wezens hebben méér vitamine A nodig. Ook voor de groei van de botten is vitamine A onontbeerlijk. Oudere wezens ook, maar dan om een andere, bovengenoemde reden.

Ter illustratie: een volwassen mens dekt zijn behoefte aan vitamine A door één keer per week 250 gram

(niet te lang) gekookte worteltjes te eten of 100 gram kalfslever.

Houd uw vogels en u zelf gezond! Vergeet vitamine A niet.

 

N.B.

10 IE is 3 microgram, 1 IE bètacaroteen levert in het lichaam 2 IE retinol en

1 microgram is een miljoenste gram = eenduizendste milligram

 

DE  B-VITAMINES

De vorige keer was, na een inleiding, vitamine A aan de orde. In dit artikel zal het gaan over vitamine B, of liever over het vitamine-B complex. Want wat is er aan de hand? Waarom spreekt men nu over complex?

Wel, tot vitamine B behoren een aantal vitamines die in samenstelling en werking  op elkaar lijken.

Bovendien beïnvloeden ze elkaar. Ten slotte komen ze in planten altijd tezamen voor en nooit apart.

De echte B-vitamines  zijn: B1 ( Thiamine), B2 ( Riboflavine ), B3 ( Niacine ), B5

(Pantotheenzuur ), B6 ( Pyridoxine ), B12 (Cyanocobalamine ), Biotine en Foliumzuur.

De rest in deze groep zijn schijnvitamines, want je kunt die in beperkte mate ook zelf maken: Choline en Inositol.

 

Algemeen gezegd zijn B-vitamines nodig voor het zenuwstelsel, geestelijke gezondheid, stofwisseling, spijsvertering en nog veel andere lichamelijke functies.

Het heeft geen zin één vitamine uit deze groep apart in te nemen. Ze horen bij elkaar en werken alleen als ze tezamen worden ingenomen of gegeten.

Helaas is het zo dat uit onze voeding de vitamines B structureel worden verwijderd.

 

Te denken valt aan gepelde (witte) rijst, suiker, witbrood, spaghetti, die alle de belangrijke B-vitamines grotendeels missen. Daardoor lijdt de westerse mens aan een chronisch en ook ernstig tekort aan vitamine B. En daardoor gaat het dan ook grondig mis (bij vogels is het niet anders dan bij mensen). Allerlei ziektes ontstaan: vroegtijdig grijs worden, depressies, hoge cholesterolspiegel, verstopping en nog veel meer onheil. Op details ga ik verder in bij de behandeling van de aparte onderdelen van het B-complex. Ik maak weer geen verschil tussen mensen en vogels. Voor beide geldt immers hetzelfde.
In het algemeen geldt dat B-vitamines in water oplosbaar zijn en niet in olie.

Dat betekent dat je ze elke dag moet eten. Je kunt er geen of slechts een kleine voorraad van aan leggen.

 

1.Vitamine B1 = Thiamine

Deze vitamine is wateroplosbaar en dus kan die niet opgeslagen worden in het lichaam. Hij wordt snel vernietigd door koken, licht, lucht, water, cafeïne (in koffie én thee), alcohol, oestrogenen (de pil),  roken, stress en allerlei voedseltoevoegingen (vooral sulfiet).

De a-vitaminose, dus de ziekte die ontstaat bij ernstig gebrek aan deze vitamine, is beriberi, een zenuwziekte die in landen waar gepelde rijst hoofdvoedsel is, vaak voorkomt. Geeft men deze zieken de omhulsels van rijst, dan genezen ze snel. De vitamine is nodig voor de productie van onze lichamelijke energie, vooral in de hersenen, hij versterkt het geheugen, speelt een rol bij de zetmeelstofwisseling en bij het goed functioneren van zenuwcellen.

We vinden de vitamine in tarwekiemen, soja, pinda’s (met vel), gist, zonnebloempitten, noten, varkensvlees, millet, boekweit en  volkoren producten. Koffie en een sigaret zijn dus als ontbijt geen goed idee.

Bij gebrek zien we: vermoeidheid, een slecht geheugen, slechte concentratie, depressie, indigestie (volle maag), duizeligheid, verstopping, tintelend gevoel in benen en voeten, snelle hartslag, oogpijn, zwakke spieren en verlies van eetlust.

 

2.Vitamine B2 = Riboflavine

In 1879, na de ontdekking van B1, werd Riboflavine ontdekt als een geelgroen pigment in melk.

Ook deze vitamine wordt niet in het lichaam opgeslagen. Gebrek aan deze vitamine komt veelvuldig voor.

Vlees en zuivelproducten zijn hoofdbronnen, dus vegetariërs hebben al gauw een probleem.

De vitamine is bestand tegen koken, maar wordt toch vaak weggegoten bij het afgieten van groente.

Bij gebrek zien we: gebarsten huid, vooral rond de mond, schubachtige rode huid aan de zijkanten van de neus, overgevoeligheid voor licht, bloeddoorlopen, brandende of prikkende ogen, oogontsteking, ontstoken tong en brandende lippen en tenslotte slapeloosheid.

We vinden de vitamine in gist, lamslever, varkensnier, amandelen, tarwekiemen, kaas, eieren, soja, millet, stooflappen, melk, boerenkool, broccoli en zonnebloempitten.

Interessant is dat migraine vaak voorkómen kan worden door een flinke dosis vitamine B2.

 

3. Vitamine B3 = Niacine

In de achttiende eeuw kwam in Italië pellagra veelvuldig voor, een extreem ruwe, schubvormige huid.

Er kwamen dementie en diarree bij voor. Het lichaam kan uit het aminozuur tryptofaan zelf niacine maken.

Dus eigenlijk is het geen vitamine (tryptofaan zit veel in kalkoenvlees, het is een bouwsteen van eiwit).

Niacine helpt bij het vrijmaken van energie. Ook speelt deze vitamine een rol in de aanmaak van een aantal hormonen. In feite is hij betrokken bij een vijftigtal processen in het lichaam. Hij verlaagt het cholesterolgehalte van het bloed en verbetert het suikergehalte in datzelfde bloed.

De vitamine zit in pinda’s mét schil, kip, eieren, runderstooflap, varkensvlees, ongepelde rijst, kaas, witte vis, mungobonen, sesamzaad, boekweit, volkorenmeel, tarwekiemen, avocado, gerst, amandelen, erwten en bonen, volkorenmeel en aardappels.

Bij gebrek zien we: slapeloosheid, geheugenverlies, vermoeidheid, spierzwakte, huidproblemen, zweren op tong en andere plaatsen in de mond, depressie en een high gevoel. 

 

4.Vitamine B5 = Pantotheenzuur

In 1939 werd deze vitamine voor het eerst gevonden in de vliezen van rijst. Het is nu bekend dat hij in alle weefsels van planten én dieren voorkomt. Dat zegt ook de naam: pantos betekent overal. Normaal gesproken krijgen wij en onze vogels er voldoende van binnen.

Deze vitamine maakt energie vrij, evenals de vorige, maar op een ander vlak. Met name bij stress is pantotheenzuur betrokken. Uit vetten, eiwitten en koolhydraten wordt energie vrijgemaakt en daarvoor is de vitamine nodig.

Verder speelt hij een rol bij de vorming van rode bloedcellen en antilichamen (helpen bij het bestrijden van een ziekte) en beschermt hij tegen hartziektes.

We vinden deze vitamine in gist, varkenslever, pinda’s, noten, tarwekiemen, sojameel, spliterwten, eieren, havermout, boekweit, zonnebloempitten, rijst, kip, linzen, broccoli en avocado.

Bij gebrek zien we: zweren aan de twaalfvingerige darm, bloed- en huidziektes, depressie, vermoeidheid, verlies van eetlust, slechte bewegingscoördinatie, te laag suikergehalte van het bloed, brandende handen en pijnlijke hakken, tandenknarsen.

 

5.Vitamine B6 = Pyridoxine

Van alle B-vitamines is B6 het belangrijkste voor weerstand tegen ziektes en ook tegen kanker.

Het immuunsysteem heeft deze vitamine hard nodig. Tegenwoordig wordt hij bij mensen ook als geneesmiddel gebruikt tegen vrouwenklachten. Ook de vruchtbaarheid is gebaat bij deze vitamine. Hij is werkzaam in niet minder dan 60 systemen in het lichaam. Het zenuwstelsel heeft Pyridoxine nodig. Fastfood bevat bijna geen vitamine B6.

De vitamine vinden we in zonnepitten, tarwekiemen, soja, walnoten, linzen, boekweit, bruine rijst, hazelnoten, kikkererwten, bananen, avocado, boerenmoes, kuiken, witte vis, spruiten, spinazie, rundvlees, aardappel en volkorenproducten.

Een aantal stoffen vernietigt de vitamine. Te denken valt aan sommige levensmiddelenkleurstoffen (tetrazines), sommige geneesmiddelen en de pil. Alcohol en roken zijn ook niet goed en het eten van veel eiwit vereist een hoge dosis vitamine B6.

Bij gebrek zien we zenuwstoringen, stuipen bij kinderen, bloedarmoede, zwangerschapsmisselijkheid, het zich niet kunnen herinneren wat men gedroomd heeft, vasthouden van vocht door het lichaam, schubvorming op schedel, wenkbrauwen en achter de oren, spierkramp, slapeloosheid. Bij ratten ontstond bij een tekort botontkalking.

Het helpt tegen reisziekte.

 

6. Vitamine B12 = Cyanocobalamine

Hier is sprake van een vitamine die bij hoge uitzondering een metaalatoom bevat (kobalt). Van deze vitamine hebben we maar héél weinig nodig (afhankelijk van allerlei omstandigheden als bijvoorbeeld leeftijd, zwangerschap), namelijk tussen  0,3 en 2,1 microgram per dag (een microgram is eenduizendste milligram oftewel een miljoenste gram). Dat is héél weinig, maar een gebrek levert onherroepelijk pernicieuze anemie op, een ziekte die zich uit in een dodelijke bloedarmoede.

In de maag is bovendien een stof nodig die de opname van deze vitamine mogelijk maakt.

We vinden deze vitamine in vlees (lever!), enkele vissoorten, eieren, kaas en gist.

Gebrek uit zich ook nog in diarree, vermoeidheid, uitputting, gestoorde beweging, zenuwbeschadigingen, tintelingen, dementie, depressie, hartproblemen en ontstoken mond.

Geregeld vis en/of vlees eten voorkomt gebrek. Vogels die eivoer eten komen niets te kort op dit gebied.

Eventueel kan men wat gistpoeder (geen verse, levende gist ) door het zachtvoer mengen.

Er kan van deze vitamine in de lever een voorraadje aangelegd  worden.

Omdat vogels die zachtvoer eten doorgaans geen gebrek aan deze vitamine hebben, ga ik op al de overige werkingen niet verder in.

 

7. Foliumzuur

De naam komt van folium, dat in het Latijn blad betekent. De vitamine zit in groente, dus ook in dit verband is het verstandig groente te eten, ook voor onze vogels.

We vinden de vitamine in gist, erwten, tarwekiemen, lever en vlees, mungobonen, asperges, linzen, spinazie, boerenmoes en andere groente en fruit.

Celdeling veronderstelt de aanwezigheid van foliumzuur, vooral snel delende cellen: rode bloedcellen, immuuncellen, geslachtscellen en cellen in een groeiende foetus bij mens en dier.

Bij gebrek zien we zwakte, lusteloosheid, prikkelbaarheid, extreme vermoeidheid, dementie, schade aan de zenuwbuizen, miskraam, slechte melkproductie, slapeloosheid, falende immuniteit, zenuwproblemen, huidproblemen, tekort aan adem, verteringsproblemen, zoals anorexia en ten slotte kanker. Nogal wat dus, maar de praktijk valt mee, zolang we maar een beetje gevarieerd eten.

 

8. Biotine

Deze vitamine wordt ook wel vitamine H genoemd, of co-enzym R. Rauw eiwit bevat avidine, een anti vitamine, die gebonden wordt door biotine. Verder speelt hij een rol bij de vet-,  koolhydraat- en eiwitstofwisseling, celdeling en celvervanging, gezond houden van huid, haar, nagels, zenuwen, seksuele organen en beenmerg, is hij nodig voor energieproductie en goed functioneren van de spieren.

Bij gebrek ontstaan: eczeem, haaruitval, vroegtijdig grijs worden, slechte vetstofwisseling, depressie, anorexia en misselijkheid.

We vinden de vitamine in gist, sojameel, ongepolijste rijst, walnoten, varkensnier, gerst, varkenslever, haver, tarwezemelen, tarwekiemen, kip, ei, bloemkool, volkorenbrood en zuivel. In de darmen maken we hem ook zelf, in voldoende mate. Alcohol, koken en de pil vernietigen de vitamine. Vegetariërs maken zelf meer biotine, doordat de darmen zich aanpassen.

 

9. Choline en Inositol

Dit zijn geen echte vitamines: we maken ze ook zelf. We vinden beide ook in gedroogde lever, hart, rundvlees, gist, noten, peulvruchten en citrusvruchten.

Te weinig van deze stoffen levert leverproblemen op, vertraagde groei, bloedsomloopproblemen, slecht geheugen en eczeem.

 

De Vitamines C – D – E - K 

 

Vitamine C = Ascorbinezuur

Dit is de eerste vitamine die ontdekt werd, of beter: een gebrek leverde scheurbuik op bij zeelieden die lang zonder verse groente moesten leven. Zo gauw er weer groente op het menu stond verdween de ziekte. Scheurbuik moet men niet te letterlijk nemen: het omvat een hele waslijst van ellende indien we te weinig C eten.

Men krijgt zowat met elke ziekte te maken die er bestaat, ook kanker. Doordat mensen, mensapen en cavia’s de stof niet zelf kunnen maken is het alleen voor hen een vitamine. Voor vogels dus niet! Die maken hem zelf. Bij een vogel die stress heeft is er meer vitamine C nodig dan hij kan aanmaken en in dat geval moeten we dus het dieet aanpassen.

Een stukje groente of fruit is ook anderszins heel gezond, dus dat zouden vogels altijd ter beschikking moeten hebben (vogelmuur, sla, wortel, bloemkool). Voor ons mensen is C van het grootste belang!

Wij hebben minimaal 60 milligram per dag nodig, maar liefst veel meer.

 

Vitamine D = Calciferol

Dit is géén vitamine, het is een hormoon. We hebben de stof echter wél nodig.

We maken hem als de zon op onze huid schijnt. Zitten we altijd binnen, dan moeten we iets anders prakkiseren: hoogtezon of vitamine D in pure vorm. Dit laatste vinden we in levertraan en druppels van de apotheek.

Te weinig D veroorzaakt botontkalking bij iedereen, maar vooral bij kinderen en ouderen. Islamitische vrouwen die (te) zedig gekleed zijn, hebben er ook meer last van. Ook ontstaan er bij gebrek vaak kanker, vooral borst- en dikke darmkanker en tandbederf. Veroudering gaat ook sneller. Vitamine D versterkt vitamine A. Vitamine D heeft een aantal vormen, maar D3 is de stof waar het uiteindelijk om draait. Die vinden we in levertraan, haring, bokking, zalm (ook in blik), ei, boter (aan margarine wordt hij verplicht toegevoegd), lever, kaas, volle melk.

En eventueel in pillen of druppels. Teveel is zeer gevaarlijk.

 

Vitamine E = Tocoferol

Hier hebben we weer een echte vitamine. En een heel belangrijke ook. Helaas wordt deze vitamine voor een belangrijk deel uit onze voeding verwijderd, door allerlei bereidingswijzen. Ene Shute heeft in de V.S. een omvangrijke studie gedaan naar alleen deze vitamine en daar ook over gepubliceerd. Hoewel de huidige geneeskunde bijna nooit iets verstandigs zegt over E, is tegenwoordig toch bekend dat een langdurig tekort - en daar lijdt elke Westerse mens aan - de gezondheid ernstig schaadt.

Er bestaan vier vormen van (alpha, beta, gamma en delta), waarvan de eerste van natuurlijke oorsprong.

De rest is nagemaakt en heeft minder werking. Hij is in vet oplosbaar, maar slaat toch maar matig op in het lichaam. Gebreksziektes zijn: hart- en vaatziekten, onvruchtbaarheid, slechte immuniteit, fatale bloedstolsels (trombose), kanker (vooral long- en darmkanker). Ziektes ontstaan vaak na een langdurig tekort aan E.

Bij diabetes (suikerziekte) heeft E een heilzame werking. De suikerspiegel van het bloed is beter beheersbaar en er is minder insuline nodig. De bloedvaten – een probleem bij diabetes – blijven in goede vorm bij een hoge dosering van E. Een hoge dosering is 800 milligram per dag. In dit geval gebruiken we de vitamine niet als vitamine maar als geneesmiddel.

Versleten bloedvaten genezen zelfs bij een hoge dosis E (800 mg per dag) en hartinfarcten blijven langer uit, terwijl de aanbevolen dagdosering voor mensen op niet meer dan 20 mg. per dag ligt, wat niet erg veel lijkt.

In de menselijke voeding zit te weinig vitamine E. Te denken valt aan alle geraffineerde voedingsstoffen, frietvet, inclusief niet-koudgeperste olie, dus die gangbaar is in de supermarkt. We vinden E in tarwekiemen, zonnepitten, koudgeperste oliën (staat op de fles), noten, pinda(kaas), volkorenproducten en groente en fruit.

En in pillen. We zien dat de producten waar E in zit, voor veel mensen geen gangbaar eten zijn. Voor vogels: oude (oliehoudende) zaden bevatten géén E en door hun ranzigheid vernietigen ze ook nog eens E! Eivoer bevat voldoende E, mits de eieren niet te lang zijn gekookt.

E is een belangrijke antioxidant (afvanger van de kankerverwekkende vrije radicalen). Voor niet minder dan 40 ziektes wordt E als geneesmiddel gebruikt, zij het in hoge doseringen. Anders dan beweerd wordt door de commercie, veroorzaakt het eten van veel fabrieksmatig geproduceerde olie juist wél hart- en vaatziektes doordat het relatieve tekort aan E groter wordt. Koudgeperste oliën hebben dit euvel niet. Dit slechts voor de volledigheid.

 

Vitamine K = Phytomenadion (K1)

Over deze vitamine is in ons Bec-info al eens een uitgebreid artikel verschenen. Het staat ook op onze website.

Ik kan niet meer doen dan het lezen ervan dringend aanraden.

K zit in praktisch alle verse groentes en zelfs in zuivelproducten en vlees. De westerse mens eet veel te weinig K. De aanbevolen dagdosering is 100 microgram, maar meer is veel beter.

Een voortdurend tekort maakt vogels gevoelig voor Aspergillose, een schimmelziekte van de longen en Candidas, een andere schimmelziekte. Dit geldt ook voor mensen.

De vitamine is belangrijk voor de bloedstolling buiten het lichaam, dus niet in de aderen.

Bij een wond wordt het bloeden zodoende beperkt. Wat niet algemeen bekend is, is dat K in de aders juist bloedstolling voorkomt. De industrie heeft andere belangen bij de productie van zogenaamde bloedverdunners.

Daar gaat heel, héél veel geld in om. Hetzelfde effect zou bereikt worden met vitamine K, maar dat wordt opzettelijk verzwegen.

Muizengif bevat een bloedverdunnend middel in een dodelijke dosering. De muis of rat verbloedt inwendig. Uilen die deze muizen eten, lopen ook gevaar te overlijden, vooral door de nieuwe generatie muizengif (Difenacoum, Bromadiolone, Brodifacoum, Flocoumafen), waarbij de dodelijke dosis veel lager is in vergelijking met Warfarine, een verouderd middel. Muizengif en bloedverdunners zijn antivitamines van K.

Uilenbezitters kunnen e.e.a. nalezen in “Mortality causes in British barn owls (Tyto alba) based on 1101 carcasses examined during 1963-1996” door Newton, Wyllie en Dale  (=Doodsoorzaken bij kerkuilen gebaseerd op onderzoek van 1101 kadavers van 1963 tot 1996). Overigens is het bij roofvogels vaak zo dat ze in gevangenschap veelal met eendagskuikens worden gevoed. Nu zijn eendagskuikens, zoals alle pasgeboren dieren én mensen, arm aan vitamine K1. Het ontstaan van Aspergillose bij roofvogels is hierdoor best verklaarbaar.

 

Er bestaat ook een kunstmatige, zogenaamde vitamine K3 (Menadion), die helemaal geen vitamine is, maar die toch als K toegevoegd wordt aan diervoeding. De stof is bovendien kankerverwekkend. Hij stimuleert wel enigszins de bloedstolling, maar alle andere werkingen van K1 (Phytomenadion) ontbreken. Tekort aan K (= K1) veroorzaakt verder botontkalking, slechte bloedstolling, excessief bloeden, chronische diarree, slechte vetopname, vernietiging van de darmflora, vooral bij gebruik van antibiotica.

 

Slotoverweging

Hoewel in deze artikelen vooral de mens bekeken wordt, kan de vogelliefhebber er genoeg van leren.

Voor beiden geldt in wezen hetzelfde. En wij mensen moeten ook eens goed nadenken over wat we met ónze voeding willen.

 

< Terug naar artikelen