Peter Otten  Mijn artikelen mag u alleen lezen.

 

< Terug naar artikelen

 

De spreeuw, als volièrevogel  (deel 2)

door Peter Otten

 

Zonder twijfel is onze inlandse spreeuw een uiterst charmante volièrevogel. De meeste eigenschappen die we van een ideale volièrevogel kunnen wensen, zijn zeker in deze vogel verenigd. Helaas is er één maar: spreeuwen zijn niet eenvoudig te kweken.

Indertijd liep ik in België tegen een aantal spreeuwen aan, die in eerste instantie voor de pot waren bedoeld.

Ze moeten een lekkernij zijn, maar ik kan dat niet uit eigen ervaring beamen. Bedoelde vogels ontsprongen dus de dans en ze belandden in mijn volière.

Ze pasten zich snel aan de nieuwe omstandigheden aan en ze leerden mij al gauw kennen als de brenger van eten. De liefde gaat, ook bij spreeuwen, door de maag. Meelwormen hadden ze het liefst. Na enig geëxperimenteer aten ze afmestkorrel voor braadkuikens. Dit bleef het stapelvoedsel en het werd aangevuld met eivoer, meelwormen en een enkele huiskrekel.

Het meest opvallende aan de spreeuw is, dat hij bijna altijd zit te zingen. Er zijn ongetwijfeld vogels die een welluidender lied ten gehore brengen, zoals de zanglijster en de merel, maar daar staat tegenover dat de spreeuw veel váker zingt – zelfs de pop zingt, zij het niet zo fanatiek – en allerlei geluiden leert nabootsen, zelfs de menselijke stem. Hij blijft, dit in tegenstelling tot andere vogels die geluiden imiteren, steeds wat nieuws bijleren, zelfs op hoge leeftijd. Deze aangeleerde geluiden worden ingebouwd in de zang. Zodoende zingt elke spreeuw anders (“… Ieder zingt zijn eigen lied.”)

De volière waarin ze kwamen was 3x2x1 mtr. (LxHxB). De achterkant was dicht (muur) en de achterste helft was afgedekt met polyester golfplaat. Gevoerd werd vóór, door een luik. Achterin hing ik, veel later, een nestkast (15x15x30 cm.hoog), met een gat van 6 cm. Ø. Eind maart begon de man met nestmateriaal te sjouwen. Hooi, ook fijn, droog gras en bladeren vormden de hoofdmoot. Later kwamen er ook zachte kippenveren bij. Tussen het nestelen door zong de man dat het een lust was en hij joeg zo nu en dan – en niet al te zachtzinnig – achter de pop aan. Beide vlogen in en uit, maar ze sliepen niet in de kast.

Half april was er dan het eerste ei: prachtig licht blauwgroen. In totaal werden er vijf eieren gelegd. Vanaf het vóórlaatste ei begon de pop te broeden, afgelost door de man. Twaalf dagen later was het grootste deel van het legsel uit. Dit leek mij bijzonder kort, maar later bleek dit inderdaad altijd zo te zijn.

Het voer was meteen een probleem. De ouders voerden met zichtbare tegenzin meelwormen, uitgezonderd witte. Ook levende maden vonden ze minder geschikt. De jongen groeiden zéér matig en na een week ging er één jong dood. Een dag later wéér een en toen besloot ik het verder maar in eigen hand te nemen. Ik voerde eivoer, met water verdund tot vrij dunne pap. Een paar dagen later zagen de jongen er blakend uit en ze groeiden als kool.

Na twee weken nam het gewicht niet meer toe en verschenen de veren. Toen ze drie weken oud waren verlieten ze het “nest”. Enkele dagen later aten ze meelwormen, een week later ook eivoer en weer een week later ook korrels.

De jongen bleven uitermate tam. Ze bleven meelwormen uit de hand eten, ook later. Het verenkleed was egaal grijs, alleen de randjes van de veren waren bruin. De verhuizing naar een buitenvolière was ook geen probleem.

Wel doken ze vele malen per dag in bad en daardoor was het water al snel erg vuil. Ze leerden echter snel drinken uit een hamsterfles met nippel.

In de nazomer begon een volledige rui en daarna zagen de vogels er ongeveer uit als hun ouders. Alleen de vuilwitte vlekken waren groter en de bovenkant van de kop was niet zo zwart. Er was één man bij; dit was te zien aan het pikzwarte oog. De twee andere hadden een duidelijk vuilgele ring in het oog en de druppels waren aanmerkelijk groter. Om de laatste reden besloot ik de man tentoon te stellen. Iedereen vroeg zich af wat het voor een vogel was. Mede door zijn zelfbewuste presentatie werd hij op de afdelingstentoonstelling beste Europese vogel.

Jaren later kwam ik in bezit van een bruine spreeuw pop en de erbij behorende (split-)man. De kweek werd helaas geen groot succes. De man mikte alle eieren meteen uit het nest. Dit was nieuw voor mij. Merkwaardig genoeg lagen de eieren vaak ongebroken op de grond. Om een lang verhaal kort te maken: toen het tweede legsel geproduceerd was, was het eerste ei voor de man en de rest voor mij, want ik sloot hem op in een aangrenzende volière.

De pop broedde de eieren keurig alleen uit.

Wat het voer betreft, was ik inmiddels wijzer geworden. Ik voerde gekookte maden met wat gistocal erop en vrij nat eivoer, met véél ei en weinig broodmeel; verder deed ik er wat gekookte groente door. De jongen groeiden voorbeeldig. Later werd ook kattenvoer uit blik gevoerd en dit alles in grote hoeveelheden.

De man heb ik er niet meer bij gelaten. De jongen werden na twee weken verder met de hand grootgebracht.

Ik hield een bruine man, een bruine pop en een splitman over. Ook bij de bruine spreeuwen bleek de man de beste tentoonstellingsvogel.

Inmiddels was er een andere mutant ontstaan, de pastel, en na veel moeite slaagde ik erin een splitman te bemachtigen. Deze man werd gepaard aan een bruine pop. Sommige jonge mannen waren duidelijk lichter dan een normale spreeuw. Ze bleken split te zijn voor beide kleuren. Later kweekte ik uit zo’n man een zéér lichtbruine (kleur: melkchocolade) pop. Dit was natuurlijk geen nieuwe mutatie, maar een nieuwe combinatie van bruin en pastel: een bruinpastel.

Door ruil en aankoop kwamen er steeds nieuwe kleuren bij: een witte zwartoog, een nog lichtere pastel, een bijna witte vogel met zwarte ogen (een feo?) en ook een bonte spreeuw. Inmiddels heb ik ook splitten voor opaal, maar of ik daar ooit een opaal uit fok is nog de vraag. Wel heb ik een opaal gezien, de vader van mijn splitten, en ik vond hem een echt juweeltje: alle tinten zilver zijn bij deze vogel zichtbaar. Er is in de toekomst dus nog veel te bereiken.

Inmiddels mag de spreeuw in Nederland niet meer ongeringd in de volière gehouden worden.

De ringmaat is vastgesteld op 4,5 mm. en dat is heel geschikt. Men moet de vogel(s) echter vroeg ringen: de vierde dag is vaak het meest geschikt, want de jongen groeien juist in het begin zéér snel. Een reepje Leukoplast om de ring is aan te bevelen. Stalen ringen zijn beter dan aluminium, want de laatste zijn na enkele jaren niet meer te lezen. En spreeuwen kunnen behoorlijk oud worden!

Nu het kweken met spreeuwen wat meer routine is geworden, blijkt ook het voer geen probleem meer te zijn.

De eerste dagen geef ik gemalen maden uit de diepvries. Ik maal die tot stukjes en bestrooi ze met gistocal.

Ook (gekookte) meelwormen uit de diepvries kunnen al meteen vanaf het begin gevoerd worden als ze op dezelfde manier behandeld zijn. Na een week geef ik krekels (ongekookt). Eerst levend en daarna, als de vogels ze hebben leren eten, ook uit de diepvries.

Sommige mannen blijven steeds de eieren uit het nest gooien. Dit is deels erfelijk, dus is het er wel uit te fokken. Verveling is echter de voornaamste aanleiding. Een flinke bak hooi met daarin meelwormen voorkomt vaak veel ellende. Een radicale oplossing is de man opsluiten, bijvoorbeeld in een tentoonstellingskooi óf in een aangrenzende volière. Men is dan echter verplicht de jongen met de hand groot te brengen vanaf de tiende dag.

Óf men moet de nestkast weghalen om de pop te beletten opnieuw te leggen, want dan voert ze niet meer.

Hoe groter de volière hoe kleiner de problemen. Dat is een ding wat zeker is.

Spreeuwen kweken is een uitdaging, spreeuwen houden een groot genoegen, ook als het er maar één is. Een eenling is echt geen zielepoot, mits we hem in zijn waarde laten en er vaak mee bezig zijn.

 

Geraadpleegde literatuur:

Christopher Feare: The Starling. Oxford University Press 1984.

Hugh Gallagher: De Spreeuw. Uitg. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1978.

St. Cramp e.a. Vol. VIII, Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North Africa. Pag. 238 e.v.

Oxford University Press 1994.

 

 

< Terug naar deel I

 

< Terug naar artikelen